De Amerikaanse oud-president George H. W. Bush is vrijdag op 94-jarige leeftijd overleden. Dat heeft een woordvoerder van de familie bekendgemaakt.

De bejaarde Republikein, die in de periode 1989-1993 in het Witte Huis verbleef en de vader was van oud-president George W. Bush, kampte al langer met gezondheidsproblemen. Hij leed aan de ziekte van Parkinson en lag in het voorjaar nog in het ziekenhuis met een bloedinfectie. Dat gebeurde een dag na de begrafenis van zijn vrouw Barbara. Zij overleed op 92-jarige leeftijd.

George Bush junior zei in een verklaring: ,,Onze lieve vader is overleden. George H. W. Bush was een man van het hoogste karakter en de beste vader die een zoon en dochter zich konden wensen.”

Kleurloze president ondanks succes in Golfoorlog

George Bush, de 41e president van de Verenigde Staten, stond bekend als pragmatisch, rustig en diplomatiek. Hij gaat echter niet de geschiedenis in als een groots staatshoofd. Critici hebben hem vaak afgeschilderd als kleurloos en besluiteloos: sterk in het buitenland, zwak in zijn binnenlandse politiek.

George Herbert Walker Bush was de zoon van een gefortuneerd bankier en senator. Na de Tweede Wereldoorlog (waar hij de jongste piloot in de marine was) trouwde hij met zijn jeugdliefde Barbara Pierce. Met hun zes kinderen woonden ze in Texas, waar hij rijk werd in de olie-industrie en stapte de politiek in.

In de jaren 70 benoemde president Richard Nixon benoemde hem tot VS-ambassadeur bij de Verenigde Naties, daarna vertrok hij als diplomaat naar China en in 1975 volgde de benoeming tot directeur van de inlichtingendienst CIA.

In 1980 deed Bush een gooi naar het presidentschap maar legde het binnen zijn Republikeinse partij af tegen de charismatische ex-filmster Ronald Reagan, die Bush vervolgens wel als running-mate koos. In 1988 wist Bush alsnog hoogste politieke ambt te bemachtigen, na een harde campagne waarbij hij zijn Democratische tegenstander Michael Dukakis in diskrediet wist te brengen.

Bush werd president tegen het einde van de Koude Oorlog. Toen Saddam Hussein op 2 augustus 1990 Koeweit bezette, greep Bush de kans zich te bewijzen als president. Hij bracht een succesvolle internationale coalitie bijeen en wist de Iraakse dictator met een kort en indrukwekkend militair offensief op de knieën de dwingen. De president verzuimde echter door te stoten naar Bagdad om een einde te maken aan het bewind van Saddam.

Toch steeg de populariteit van Bush tot ongekende hoogte. Dat vertrouwen in Bush nam echter weer in een rap tempo af door de economische recessie. Critici merkten op dat Bush de binnenlandse politiek had laten sloffen. Ook had hij zijn belangrijkste verkiezingsbelofte uit 1988, 'lees mijn lippen, geen nieuwe belastingen', moeten breken om het stijgende begrotingstekort te beteugelen.

Zijn campagne voor de herverkiezing in 1992 was lusteloos en weinig overtuigend. Hij verloor van de Democraat Bill Clinton. Diens belangrijkste slogan ‘Het is de economie, sukkel’ was klaarblijkelijk net wat de Amerikanen nodig hadden na vier jaar Bush.

De laatste jaren kwakkelde hij erg met zijn gezondheid en leed aan parkinson. Op z'n 93e maakte de oude en zieke Bush nog excuses aan een actrice die hem van aanranding, vier jaar terug, had beschuldigd. Het zou een verkeerd gevallen grapje zijn geweest.